Belanghebbende acht de crisisheffing in strijd is met art. 1 Protocol I EVRM omdat zij niet voldoet aan het vereiste van lawfulness, willekeurig uitpakt, door haar terugwerkende kracht niet foreseeable is in haar toepassing en geen legitimate aim heeft omdat een budgettaire rechtvaardiging onvoldoende is om een dergelijke ingrijpende maatregel te rechtvaardigen. Bovendien meent belanghebbende dat het eigendomsrecht is geschonden omdat de tweede crisisheffing ̶ in weerwil van eerdere toezeggingen ̶ ingevoerd is met terugwerkende kracht. Deze terugwerkende kracht kan volgens haar niet gerechtvaardigd worden op grond van budgettaire argumenten. Er is geen fair balance geslagen tussen het individuele en het algemene belang. Ten slotte beroept de belanghebbende zich op het gelijkheidsbeginsel.
Conclusie A-G
Doordat de wetgever is voorbijgegaan aan de terugwerkende kracht van de tweede eenmalige crisisheffing is geen rechtvaardiging gegeven voor die – ruim voorbij het aankondigingstijdstip – terugwerkende kracht.
Volgens A-G zou de crisisheffing 2014 als volgt moeten worden vastgesteld:
Bron: conclusie A-G Hoge Raad – crisisheffing 2014